49 research outputs found

    Epidemiology and molecular typing of multidrug-resistant bacteria in tertiary hospitals and nursing homes in Flanders, Belgium

    Get PDF
    This study aimed to map MDRO carriage and potential transmission within and between three Flemish tertiary care hospitals and their neighbouring nursing homes. A cross-sectional MDRO prevalence survey was organized between October 2017 and February 2019. Perianal swabs were cultured for detection of MDRO. Determination of clonal relatedness based on wgMLST allelic profiles was performed. The prevalence of MDRO in Belgian hospitals and NHs is on the rise, compared to previous studies, and transmission in and between institutions is observed. These results re-emphasize the need for a healthcare network-wide infection prevention strategy in which WGS of MDRO strains can be supportive

    Superspecialization and Clinical Trials on Surgical Site Infection: Is There a Bug in the System?

    No full text
    status: publishe

    Hygiën en infectiepreventie in de huisartsenpraktijk: naar een nieuwe praktijkstandaard

    No full text
    Context: Elke patiënt die in contact komt met gezondheidszorg loopt het risico op een infectie door deze zorg, met name een zorggebonden infectie. De epidemiologie en overdrachtswegen van deze zorginfecties zijn al lang gekend. De laatste decennia wordt het belang van kwaliteit van zorg en overeenkomstig de beperking van zorginfecties meer en meer in de verf gezet. Recent komt ook infectiepreventie in de eerstelijnszorg meer op de voorgrond, met ontwikkeling van specifieke richtlijnen. Naar mijn mening is de implementatie van de aanbevelingen rond hygiëne en infectiepreventie in de huisartsenpraktijk tot op heden ontoereikend. Het doel van deze studie is een praktische en kwaliteitsverbeterende tool voor hygiëne en infectiepreventie in de huisartsenpraktijk te vervaardigen en bovendien de knelpunten bij implementatie van deze aanbevelingen te achterhalen. Deze studie heeft geen enkele intentie het bewijs te leveren over het al of niet voorkomen van zorginfecties in de huisartsenpraktijk. Onderzoeksvraag: 1. Wat zijn de huidige richtlijnen betreffende hygiëne en infectiepreventie in de gezondheidszorg en meer specifiek in de huisartsenzorg? 2. Op basis van deze richtlijnen: welke kwaliteitsindicatoren dienen toegevoegd te worden aan het European Practice Assesment (EPA)- instrument, sectie hygiëne en infectiepreventie, om een praktische en kwaliteitsverbeterende tool te vervaardigen? 3. Welke drempels ervaren huisartsen bij de implementatie van deze aanbevelingen? Methode: 1. Literatuuronderzoek naar de huidige richtlijnen betreffende hygiëne en infectiepreventie in de gezondheidszorg en specifieker in de huisartsenpraktijk. Eveneens onderzoek naar de voorwaarden waaraan implementatiecampagnes moeten voldoen en de reeds uitgevoerde implementatiecampagnes in Europa. 2. Op basis van de bevindingen uit het literatuuronderzoek wordt een selectie van kwaliteitsindicatoren toegevoegd aan de sectie hygiëne en infectiepreventie van het EPA-instrument. 3. De geselecteerde items worden na validering door een experten-groep voorgelegd aan een selectie huisartsenpraktijken die reeds gestart zijn met het EPA-proces. Er wordt een PDCA-cyclus doorlopen, bestaande uit een basismeting met feedback, een opleidingsavond en een nameting met feedback. Bovendien wordt research gehouden naar de moeilijkheden die artsen ondervinden bij de implementatie. 4. Op basis van de bevindingen uit de literatuur en het praktijkonderzoek wordt een voorstel geformuleerd voor updating van het EPA-instrument. Resultaten: Het vernieuwde instrument bestaat uit negen hoofdstukken van kwaliteitsindicatoren, zijnde: “persoonlijke hygiëne”, “infectie arts”, “immunisatie”, “handhygiëne”, “persoonlijke beschermingsmiddelen”, “accidenteel bloedcontact”, “reiniging, desinfectie en sterilisatie”, “afvalbeheer” en “veilig werken”. Deze indicatoren worden verwerkt in vragenlijsten en een observatielijst, welke afgenomen worden in acht huisartsenpraktijken met een totaal van 40 artsen. De geteste kwaliteitsindicatoren blijken aanvaardbaar en uitvoerbaar en een discriminerende waarde te bezitten. Daarenboven is er na een korte tijdsspanne van drie tot vier maanden reeds een effect van interventie aantoonbaar. De deelnemende huisartsen vermelden als ondervonden knelpunten bij implementatie voornamelijk gewoonte, workload/tijd, gebrek aan bewijs en kostprijs. Conclusie: Gebaseerd op de bevindingen in de literatuur en het uitgevoerde veldonderzoek resulteert het vernieuwde instrument van kwaliteitsindicatoren in een praktische en kwaliteitsverbeterende tool voor hygiëne en infectiepreventie in de huisartsenpraktijk. De ondervonden knelpunten in acht genomen, kunnen sensibilisatie, opleiding en ondersteuning vanuit de leidinggevende instanties de implementatie faciliteren.status: publishe

    Carbapenemase-producing Enterobacteriaceae and vancomycin-resistant enterococci (VRE) in a Belgian

    No full text
    Objectives: Carbapenemase producing Enterobacteriaceae (CPE) and vancomycine resistant enterococci (VRE) increase all over the world. The role of the community, including long-term-care facilities, remains unclear. We aimed to evaluate the prevalence of rectal colonization with CPE and VRE among residents of a long-term care facility in Leuven (Belgium) with frequent contacts with the tertiary care University Hospitals Leuven. Methods: In this observational study, 150 residents with debilitating conditions were examined in the summer of 2012. Rectal Eswabs (Copan, Italy) were taken after informed consent and transported within 4 hrs to UHLeuven. They were immediately inoculated onto 5 different CPE screening agars (Brilliance CRE (Oxoid), Brilliance ESBL (Oxoid), CHROMagar KPC (Chromagar), in-house made MacConkey with meropenem 0.5μg/mL, and a MacConkey with ertapenem (10μg, Neo-Sensitabs) and temocillin (30μg, Neo-Sensitabs) discs) and 2 VRE screening agars (chromID VRE (bioMérieux) and a selective agar for gram positive cocci with nalidixic acid/colistin sulphate and a vancomycin disc (30μg,Neo-Sensitabs)). Plates were incubated for 24 and 48 hrs. All strains growing on every agar or within restricted diameters of the discs were identified with Maldi-TOF MS (Bruker Daltonics). For CPE, each Enterobacteriaceae was tested with Modified Hodge Test (MHT) and antimicrobial susceptibility was tested with Vitek2 (bioMérieux). In case MHT was not negative or the strain was not meropenem and temocillin susceptible, Etests for the non-susceptible antibiotic(s) and a KPC/Metallo-B-Lactamase (MBL) Confirmation test (Rosco diagnostica) were performed. In case of increased MIC or a non-negative MBL test, a real-time PCR (Checkpoints-MDRCarba) was performed for the detection of carbapenemase genes. In case Enterococcus spp. was isolated from the VRE screening plates, confirmation was performed with Etest vancomycin. Results: Neither CPE nor VRE were found in the total population of 150 residents. Special attention was given to detect OXA-48, which is prevalent in Belgium and sometimes difficult to detect because of its possible low meropenem MIC values. Conclusion: The prevalence of CPE and VRE in this population of residents revealed to be zero. However, outbreaks of both CPE and VRE in some Belgian hospitals make us alert of unknown reservoirs. This study was additionally conducted to optimize the detection of OXA-48 strains that are particularly difficult to identify.status: publishe
    corecore