De beoordeling in hoger beroep van de inhoudelijke re-integratie-inspanningen van de werkgever

Dit onderzoek heeft betrekking op de uitleg door de Centrale Raad van Beroep van de open norm ‘onvoldoende re-integratie-inspanningen’ van art. 25 lid 9 Wet WIA. Krachtens deze norm is het UWV bevoegd om de werkgever een sanctie op te leggen als hij te weinig voor de re-integratie heeft gedaan. Dit leidt tot verlenging van de verplichte loondoorbetalingsperiode bij ziekte van de werknemer met max. 52 weken. Jaarlijks legt het UWV vele loonsancties op. Om die reden heeft de werkgever belang bij voorafgaande duidelijkheid over de re-integratie-inspanningen die van hem worden verlangd. Daaraan ontbreekt het echter, want de wet bevat geen definitie van ‘onvoldoende re-integratie-inspanningen’ en de Beleidsregels, die het UWV hanteert bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen van de werkgever, bieden evenmin duidelijkheid. Dit leidt tot rechtsonzekerheid. Om meer duidelijkheid te creëren, is een groot aantal uitspraken van de CRvB over de inhoudelijke loonsanctie geanalyseerd en is in kaart gebracht welke uitleg de Raad geeft aan de norm van art. 25 lid 9 Wet WIA. Ook is onderzocht welke aanwijzingen de CRvB geeft voor de door de werkgever te verrichte re-integratie-inspanningen

Visuo-haptic Command Interface for Control-Architecture Adaptable Teleoperation

Robotic teleoperation is the commanding of a remote robot. Depending on the operator's involvement required by a teleoperation task, the remote site is more or less autonomous. On the operator site, input and display devices record and present control-related information from and to the operator respectively. Kinaesthetic devices stimulate haptic senses, thus conveying information through the sensing of displacement, velocity and acceleration within muscles, tendons and joints. These devices have shown to excel in tasks with low autonomy while touch-screen based devices are beneficial in highly autonomous tasks. However, neither perform reliably over a broad range. This thesis examines the feasibility of the 'Motion Console Application for Novel Virtual, Augmented and Avatar Systems' (Motion CANVAAS) that unifies the input/display capabilities of kinaesthetic and visual touchscreen-based devices in order to bridge this gap. This work describes the design of the Motion CANVAAS, its construction, development and conducts an initial validation process. The Motion CANVAAS was evaluated via two pilot studies, each based on a different virtual environment: a modified Tetris application and a racing karts simulator. The target research variables were the coupling of input/display capabilities and the effect of the application-specific kinaesthetic feedback. Both studies proved the concept to be a viable solution as haptic input/output device and indicated potential advantages over current solutions. On the flip side, some of the system's limitations could be identified. With the insight gained from this work, the benefits as well as the limitations will be addressed in the future research. Additionally, a full user study will be conducted to shed light on the capabilities and performance of the device in teleoperation over a broad range of autonomy

Vanadium Aminophenolate Complexes and Their Catalytic Activity in Aerobic and H2O2‐Mediated Oxidation Reactions

Vanadium compounds supported by tetradentate amino‐bis(phenolate) ligands, [VO(OMe)(O2NOBuMeMeth)] (1), [VO(OMe)(ON2OBuMe)] (2), [VO(OMe)(O2NNBuBuPy)] (3), and [VO(OMe)(O2NOBuBuFurf)] (4) [where (O2NOBuMeMeth) = MeOCH2CH2N(CH2ArOH)2, Ar = 3,5‐C6H2‐Me, tBu; (ON2OBuMe) = HOArCH2NMeCH2CH2NMeCH2ArOH, Ar = 3,5‐C6H2‐Me, tBu; (O2NNBuBuPy) = C5H4NCH2N(CH2ArOH)2, Ar = 3,5‐C6H2‐tBu2; (O2NOBuBuFurf) = C4H3OCH2N(CH2ArOH)2, Ar = 3,5‐C6H2‐tBu2] were synthesized and characterized by NMR spectroscopy, MALDI‐TOF mass spectrometry and UV/Vis data. The catalytic activity of 1–4 as homogeneous catalysts in the aerobic oxidation of 4‐methoxybenzyl alcohol and 1,2‐diphenyl‐2‐methoxyethanol was explored. 1 and 2 showed moderately superior activity compared with 3 and 4, which might be due to increased stability of these complexes. 1–4 showed limited reactivity in H2O2‐mediated oxidation of diphenyl ether and benzyl phenyl ether