899 research outputs found

    Dalende rozenscheutboorder : eindrapportage

    Get PDF
    De dalende rozenscheutboorder (Ardis brunnivenris) is een lastig insect voor telers van ‘Pfänder’ stammen. Door het verdwijnen van gewasbeschermingsmiddelen werd de bestrijding van dit insect steeds lastiger. Bovendien is het moeilijk om het juiste bestrijdingsmoment te bepalen. PPO, Cultus Agro Advies en PRI zochten naar andere bestrijdingsmiddelen en naar een goede monitoringsmethode. Dit is niet gelukt, omdat het insect moeilijk te vinden was op praktijkbedrijven. Wel is de kennis over de levenswijze en aantasting door het insect toegenomen. t t De dalende rozenscheutboorder (Ardis brunnivenris) is een lastig insect voor telers van ‘Pfänder’ stammen. Doordat de larve zich in de top van de scheuten een weg vreet, sterven de toppen af. Dit levert planten met kortere stammen op. Deze zijn niet bruikbaar. Door het verdwijnen van middelen zoals Orthene en Ypsilon waren er bij de start van het project nog maar twee middelen over: deltamethrin en dimethoaat. Deze middelen zijn schadelijk voor nuttige insecten, waardoor ze niet passen in een geïntegreerde gewasbescherming. Daarom waren selectievere bestrijdingsmiddelen of –methoden nodig. Eind 2007 is de toelating voor dimethoaat ook vervallen. Zodra de larve in de scheut gekropen is, is er al schade aan het gewas. Bovendien werken de middelen vanaf dat moment niet meer, want dan komen ze niet meer in aanraking met de larve. De bestrijdingsmethode moet er dus op gericht zijn om dit te voorkomen. Om de volwassen bladwespen te kunnen bestrijden voordat ze eieren hebben gelegd, of om de gelegde eieren te bestrijden, is een monitoringsmethode nodig, waarmee het begin van de vlucht nauwkeurig kan worden bepaald. Het moment waarop de vlucht begint, verschilt namelijk flink van jaar tot jaar. Wanneer het bestrijdingsmoment goed bepaald kan worden, kunnen bovendien onnodige bespuitingen (kalenderspuiten gebeurt nu veel) voorkomen worden, wat een milieuwinst oplevert. In 2004 zijn middelen getest op praktijkbedrijven. Omdat de dalende rozenscheutboorder niet voorkwam in de proeven, konden we er geen conclusies uit trekken. Daarna hebben we volledig ingezet op het zoeken naar een goede monitoringsmethode. We zochten naar de geurstof waarmee vrouwtjes hun mannetjes lokken om te paren (seksferomoon). Een effectief seksferomoon biedt naast monitoring ook perspectief om de paring te verstoren en dus eiafzet te verhinderen. Hiervoor hadden we volwassen dalende rozenscheutboorders nodig. Slechts in één jaar hebben we er voldoende gevonden om proeven te kunnen doen. Helaas zijn deze insecten dood gegaan voordat de proef kon starten. Het blijkt dat de aanwezigheid van dalende rozenscheutboorders erg onvoorspelbaar is. Hierdoor is het onderzoek moeilijk uitvoerbaar gebleken. Bij hernieuwde navraag bij rozenkwekers blijkt het probleem in de praktijk niet zo groot als in 2003 werd gedacht, of is het probleem afgenomen. Mogelijk werd dalende rozenscheutboorder toch met deltamethrin en dimethoaat voldoende onder controle gehouden. Daarom is besloten om met het onderzoek te stoppen

    Beheersing van meikeverengerlingen fase 2 : eindrapportage

    Get PDF
    Meikeverengerlingen richten grote schade aan in vele boomkwekerijgewassen. Vooral in het Oosten van Nederland op zandgrond, is het probleem zeer groot. In dit project is geprobeerd zicht te krijgen op de periode van de meikevervlucht en zijn diverse bestrijdingsmiddelen getest. Dit project is uitgevoerd door PPO, Tree Consult Int., Biocontrole Hellingman en Insect Consultancy. De begeleidingscommissie bestond uit een dertigtal kwekers van de studieclub vollegrondsteelt Oost Nederland. De plannen voor het onderzoek zijn telkens afgestemd met deze begeleidingscommissie

    Monitoren van plagen aan de hand van bloeitijdstippen : eindrapportage

    Get PDF
    Het goed monitoren van ziekten en plagen is belangrijk voor een zo efficiënt mogelijke beheersing ervan. Het is vrij lastig om goed te monitoren; vaak valt een plaag pas op als er schade is en het beste bestrijdingsmoment al voorbij is. Er is dus behoefte aan een eenvoudig hulpmiddel bij het monitoren. Het moment waarop insecten in het voorjaar te voorschijn komen, hangt onder meer samen met temperatuursom en daglengte. Voor het moment van in bloei komen van planten geldt hetzelfde. Wanneer een plant gevonden wordt die op dezelfde manier reageert met in bloei komen als het insect met te voorschijn komen, kan de bloei van deze plant als een waarschuwing gelden voor het verschijnen van het insect. Een dergelijke indicatorplant zou een eenvoudig en goedkoop hulpmiddel zijn voor het monitoren. Een indicatorplant kan elke willekeurige plant zijn en hoeft niet het gewas te zijn waarop de plaag voorkomt. Er is gezocht naar indicatorplanten voor twaalf insecten die in de boomkwekerij problemen veroorzaken

    Effectieve bestrijding beukentopgalmug

    Get PDF
    In de teelt van beuk, zowel in laanbomen als in bos- en haagplantsoen, komt de laatste jaren steeds meer schade voor van beukentopgalmug. In 2009 werd al geconcludeerd dat de problemen door twee verschillende galmuggen werden veroorzaakt. In 2010 is gestart met een onderzoeksproject naar de bestrijding en levenscyclus van de galmuggen. Cultus Agro Advies en PPO beschrijven de tussentijdse resultaten. Dit project wordt gefinancierd door Productschap Tuinbouw

    Lokken en bestrijden van de taxuskever : Eindrapportage

    Get PDF
    Bestrijding van taxuskever is een groot knelpunt in de boomkwekerij. Eerder onderzoek heeft een lokval voor taxuskever opgeleverd. Dit vervolgproject bestond uit verdere beproeving van de lokval, tezamen met de lokstof. Aan de PT-financiering was medefinanciering van een fabrikant als voorwaarde gesteld

    De paardenkastanjemineermot is er nog steeds.

    Get PDF
    Hij kwam vanuit Zuid-Oost Europa, rukte steeds verder op en vestigde zich in Nederland. De laatste jaren kreeg hij wat minder aandacht, maar zorgt nog steeds voor veel kastanjebomen met bruine vlekken: de paardenkastanjemineermot

    Vervolg middelenonderzoek tegen taxuskever : eindrapportage

    Get PDF
    Larven van taxuskevers vormen een belangrijke plaag in boomkwekerijgewassen, door hun vraat aan verschillende gewassen. Volwassen kevers veroorzaken geen grote problemen, behalve in gewassen met een grote sierwaarde. Het is nodig om zowel de larven als de volwassen kevers te bestrijden, om deze plaag te kunnen beheersen

    Bladaaltjesbestrijding in vaste planten en zomerbloemen : literatuurstudie

    Get PDF
    Deze literatuurstudie heeft tot doel om kennis te verzamelen over de levenswijze en de symptoomontwikkeling door bladaaltjes en de bestrijdingsmogelijkheden van gewasbeschermingsmiddelen en / of methoden. De resultaten uit deze studie samen met de bevindingen uit proeven binnen het project moeten een goede basis vormen voor een bladaaltjes-beheersingsplan

    Niet alle lelies goede waardplant voor wortellesieaaltjes

    Get PDF
    Het is algemeen bekend dat wortellesieaaltjes in lelie voor flinke schade kunnen zorgen en dat deze aaltjes zich bovendien op lelie goed kunnen vermeerderen. Of ligt het toch iets anders? PPO en PRI onderzochten nauwkeurig het verloop in de grond en het gewas

    Streptococcus pneumoniae enhances human respiratory syncytial virus infection in vitro and in vivo

    Get PDF
    Human respiratory syncytial virus (HRSV) and Streptococcus pneumoniae are important causative agents of respiratory tract infections. Both pathogens are associated with seasonal disease outbreaks in the pediatric population, and can often be detected simultaneously in infants hospitalized with bronchiolitis or pneumonia. It has been described that respiratory virus infections may predispose for bacterial superinfections, resulting in severe disease. However, studies on the influence of bacterial colonization of the upper respiratory tract on the pathogenesis of subsequent respiratory virus infections are scarce. Here, we have investigated whether pneumococcal colonization enhances subsequent HRSV infection. We used a newly generated recombinant subgroup B HRSV strain that expresses enhanced green fluorescent protein and pneumococcal isolates obtained from healthy children in disease-relevant in vitro and in vivo model systems. Three pneumococcal strains specifically enhanced in vitro HRSV infection of primary well-differentiated normal human bronchial epithelial cells grown at air-liquid interface, whereas two other strains did not. Since previous studies reported that bacterial neuraminidase enhanced HRSV infection in vitro, we measured pneumococcal neuraminidase activity in these cultures but found no correlation with the observed infection enhancement in our model. Subsequently, a selection of pneumococcal strains was used to induce nasal colonization of cotton rats, the best available small animal model for HRSV. Intranasal HRSV infection three days later resulted in strain-specific enhancement of HRSV replication in vivo. One S. pneumoniae strain enhanced HRSV both in vitro and in vivo, and was also associated with enhanced syncytium formation in vivo. However, neither pneumococci nor HRSV were found to spread from the upper to the lower respiratory tract, and neither pathogen was transmitted to naive cage mates by direct contact. These results demonstrate that pneumococcal colonization can enhance subsequent HRSV infection, and provide tools for additional mechanistic and intervention studies
    corecore