21 research outputs found
Influence of the Carbon Source on Gordonia alkanivorans Strain 1B Resistance to 2-Hydroxybiphenyl Toxicity
Double Evolution – A Computer-Based Quality Management System for Enterprise-Specific Training
Evaluation of the Dutch leaching decision tree with the substances bentazone, MCPA and mecoprop
Evaluatie Beslisboom Uitspoeling Gewasbeschermingsmiddelen naar grondwater Sinds 2004 wordt een beslismodel (beslisboom) gebruikt om te beoordelen in welke mate een gewasbeschermingsmiddel uitspoelt naar het grondwater. Uit een evaluatie van het RIVM, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en onderzoekinstituut Alterra blijkt dat de beslisboom goed werkt en state of the art is. Wel laten de stofgegevens waarmee wordt gerekend te wensen over. Om de kwaliteit van het grondwater te waarborgen moeten deze gegevens zorgvuldiger worden afgeleid. Drinkwaterbedrijven hebben gevraagd om het beslismodel te evalueren, omdat zij betwijfelen of het grondwater afdoende wordt beschermd. In grondwaterbeschermingsgebieden gelden extra strenge normen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In grondwater worden soms restanten van gewasbeschermingsmiddelen teruggevonden. Dit betreft voornamelijk stoffen die inmiddels zijn verboden. Ze zijn zeer waarschijnlijk in het verleden gebruikt en door de jaren heen in de ondergrond onvoldoende afgebroken. Het blijkt dat een aantal stoffen sneller door de bodem wordt getransporteerd dan op grond van de huidige afleidingsmethodiek wordt verwacht. Hierdoor is er minder tijd beschikbaar voor afbraak in de bodem. Met de huidige afleidingsmethodiek voor de stofgegevens wordt dan een te lage uitspoeling berekend en daardoor te lage concentraties in het grondwater. De onderzoekers hebben voorstellen gedaan voor een zorgvuldiger afleiding van stofgegevens voor het beslismodel. De voorgestelde procedures daarvoor zijn beschikbaar in een ander rapport. Door toepassing van deze procedures worden hogere concentraties voor stoffen in het grondwater voorspeld. Voor de drie onderhavige stoffen kan dat aanvullende beperkingen voor de toelating opleveren, wat leidt tot lagere concentraties van deze middelen in het milieu
Agricultural practices and water quality on farms registered for derogation in 2014
De Nederlandse landbouw is wereldwijd gezien een zeer productieve en efficiënte sector. Het gebruik van mest is noodzakelijk voor de efficiënte productie van gewassen. Mestgebruik heeft echter ook ongewenste (milieu)effecten. Het Nederlandse mestbeleid tracht schadelijke milieueffecten te beperken; monitoring is hierbij een essentieel onderdeel. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik en over het volgen van het effect van beleidsmaatregelen. De Europese Nitraatrichtlijn schrijft lidstaten voor om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 80 procent grasland mochten in 2014 onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en meer mest, afkomstig van graasdieren zoals koeien en schapen, gebruiken (derogatie). LEI Wageningen UR en het RIVM volgen op 300 derogatiebedrijven de bedrijfsvoering en de effecten op de waterkwaliteit en rapporteren de resultaten hiervan jaarlijks aan de EU. In deze rapportage zijn de situatie in 2014 beschreven en de trends tussen 2006 en 2015. De nitraatconcentratie in het grondwater is in deze periode, afhankelijk van de regio, gedaald of gelijk gebleven. Bedrijfsvoering Gemiddeld hebben derogatiebedrijven in 2014 237 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Het gemiddelde Nederlandse stikstofbodemoverschot is gedurende de onderzochte periode niet significant veranderd, maar vertoonde in 2014 wel een sterke daling als gevolg van het goede groeiseizoen voor gras en maïs. Grondwaterkwaliteit In 2014 was de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio 40 milligram per liter (mg/l). Dit was 10 mg/l onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 15 en 9,5 mg/l). De nitraatconcentratie op de derogatiebedrijven in de Lössregio was gemiddeld 51 mg/l. Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2014
De Nederlandse landbouw is wereldwijd gezien een zeer productieve en efficiënte sector. Het gebruik van mest is noodzakelijk voor de efficiënte productie van gewassen. Mestgebruik heeft echter ook ongewenste (milieu)effecten. Het Nederlandse mestbeleid tracht schadelijke milieueffecten te beperken; monitoring is hierbij een essentieel onderdeel. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik en over het volgen van het effect van beleidsmaatregelen. De Europese Nitraatrichtlijn schrijft lidstaten voor om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 80 procent grasland mochten in 2014 onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en meer mest, afkomstig van graasdieren zoals koeien en schapen, gebruiken (derogatie). LEI Wageningen UR en het RIVM volgen op 300 derogatiebedrijven de bedrijfsvoering en de effecten op de waterkwaliteit en rapporteren de resultaten hiervan jaarlijks aan de EU. In deze rapportage zijn de situatie in 2014 beschreven en de trends tussen 2006 en 2015. De nitraatconcentratie in het grondwater is in deze periode, afhankelijk van de regio, gedaald of gelijk gebleven. Bedrijfsvoering Gemiddeld hebben derogatiebedrijven in 2014 237 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Het gemiddelde Nederlandse stikstofbodemoverschot is gedurende de onderzochte periode niet significant veranderd, maar vertoonde in 2014 wel een sterke daling als gevolg van het goede groeiseizoen voor gras en maïs. Grondwaterkwaliteit In 2014 was de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio 40 milligram per liter (mg/l). Dit was 10 mg/l onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 15 en 9,5 mg/l). De nitraatconcentratie op de derogatiebedrijven in de Lössregio was gemiddeld 51 mg/l. Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater
Scenarios for exposure of aquatic organisms to plant protection products in the Netherlands : Soilless cultivations in greenhouses
Als door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in kassen restanten van deze middelen in het nabijgelegen oppervlaktewater terechtkomen, kan dat het waterleven aantasten. Hiermee wordt te weinig rekening gehouden bij de huidige risicobeoordeling van het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel voor gewassen die in kassen op substraat, bijvoorbeeld steenwol, worden geteeld. Daarom zijn voor deze toepassingen nieuwe methoden voor de risicobeoordeling ontwikkeld waarin dat wel is ingecalculeerd. Bij de meeste substraatteelten wordt water zoveel mogelijk opnieuw gebruikt. Gedurende dit proces neemt de concentratie van zouten en andere stoffen toe, waardoor zo nu en dan 'vervuild' water moet worden geloosd en vers water moet worden toegevoegd. Ook moeten filters worden schoongespoeld. De nieuwe methoden omvatten scenario's voor vier groepen gewassen (vertegenwoordigd door roos, ficus, tomaat en paprika) waarmee de lozingen en resulterende concentraties in oppervlaktewater door het jaar heen kunnen worden berekend. De indeling in de gewasgroepen is gemaakt op basis van de mate waarin gewassen behoefte aan water hebben en zout verdragen. De mate waarin restanten van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater komen is onder andere afhankelijk van het teeltsysteem, de wijze van toediening van het gewasbeschermingsmiddel, de mate waarin planten het middel opnemen en de snelheid waarmee het middel in water wordt afgebroken. De methoden zijn ontwikkeld door het RIVM, de onderzoeksinstituten Alterra en Wageningen UR Glastuinbouw en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2013 : Agricultural practices and water quality at grassland farms registered for derogation in 2013
De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70 procent grasland mochten onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en in 2013 250 kilogram per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie inzetten de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. LEI Wageningen UR en het RIVM stellen jaarlijks deze rapportage op. Dit rapport beschrijft de situatie in 2013 en de trends voor de periode tussen 2006 en 2014. Uit de resultaten blijkt dat de nitraatconcentratie in het grondwater in deze periode, afhankelijk van de regio, is gedaald of gelijk is gebleven. Bedrijfsvoering Ook blijkt dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2013 gemiddeld circa 4 kilogram per hectare lager was dan de maximaal toegestane 250 kilogram stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het gemiddelde Nederlandse stikstofbodemoverschot is gedurende de onderzochte periode niet significant veranderd. Grondwaterkwaliteit In 2013 lag de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio (gemiddeld 37 milligram per liter (mg/l)) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 11 en 6 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio lagen gemiddeld boven de norm (56 mg/l). Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.Pursuant to the EU Nitrates Directive, the member states are required to limit the use of livestock manure to a maximum of 170 kg of nitrogen per hectare per year. Dutch farms growing grass on at least 70 per cent of their total agricultural area were allowed to deviate from this requirement under certain conditions, and apply up to 250 kg of nitrogen per hectare in the form of livestock manure (this partial exemption is referred to as 'derogation'). The Netherlands are required to monitor agricultural practices and water quality at 300 farms which have been granted derogation, and to submit an annual report of the results to the EU. LEI Wageningen UR and RIVM will compile this annual report. This study examines farms that registered for derogation in 2013 and shows trends between 2006 and 2014. The report concludes that the average nitrate concentration in groundwater on these farms has stabilized or decreased in this period. Agricultural practice This report also shows that, in 2013, derogation farms used on average approximately 4 kg less nitrogen per hectare in the form of livestock manure than the permitted maximum of 250 kg nitrogen per hectare. The quantity of nitrogen that can potentially leach into groundwater as nitrate is partly determined by the nitrogen soil surplus. This surplus is defined as the difference between nitrogen input (e.g. in the form of fertilizers) and output (e.g. via milk). On average, the nitrogen soil surplus has not changed substantially during the period studied. Groundwater quality In 2013, the average nitrate concentration in groundwater on derogation farms in the Sand Region amounted to 37 milligrams per liter (mg/l) and was therefore below the standard of 50 mg/l. On average, farms in the Clay and Peat Regions had even lower nitrate concentrations (11 and 6 mg/l, respectively). Farms in the Loess Region, showing an average nitrate concentration in groundwater of 56 mg/l, however, exceeded the standard. The difference between the regions is mainly caused by a greater share of soils prone to nitrogen leaching in the Sand and Loess Regions. Less denitrification occurs on these soils, and more nitrate can therefore leach into the groundwaterMinisterie van Economische Zake
Defining olive ridley turtle Lepidochelys olivacea management units in Australia and assessing the potential impact of mortality in ghost nets
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2012 : Resultaten meetjaar 2012 in het derogatiemeetnet
Van dit rapport is een Engelse vertaling verschenen met rapportnummer 68071703
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2012-2014) en trend (1992-2014). : Resultaten van de monitoring voor de Nitraatrichtlijn.
alleen digitaal verschenenStikstof en fosfaat zijn essentiële stoffen in mest die landbouwbedrijven gebruiken om de productie te bevorderen. Het verschil tussen de aan- en afvoer van stikstof naar en van landbouwbedrijven in Nederland, het zogeheten stikstofoverschot, is tussen 1992 en 2014 gehalveerd. Het fosfaatoverschot is nagenoeg verdwenen. De nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven zijn gedaald en de kwaliteit van het oppervlaktewater is verbeterd. Ten opzichte van de vorige monitoringsronde (2008-2011) zijn de verbeteringen in de waterkwaliteit echter beperkt. De nutriëntenconcentraties zullen naar verwachting wel blijven dalen, maar de gewenste situatie zal in het grondwater niet overal worden bereikt. Ook zal de kwaliteit van het oppervlaktewater veelal onvoldoende blijven. Dit blijkt uit een inventarisatie van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en de landbouwpraktijk. Waterkwaliteit 2012-2014 De verbeteringen in de waterkwaliteit zijn een gevolg van maatregelen die in Nederland vanwege de Europese Nitraatrichtlijn zijn genomen. Een voorbeeld daarvan is het voorschrift om minder mest te gebruiken. De nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven in de Klei- en Veenregio zijn van 2012 tot en met 2014 op de meeste plaatsen lager dan de norm (50 mg/l). In de Zandregio geldt dit voor iets meer dan de helft van de bedrijven en in de Lössregio voor minder dan de helft. De nitraatconcentraties in regionale oppervlaktewateren die vooral vanuit landbouwgebieden worden gevoed, zijn bijna altijd lager dan de norm. In de oppervlaktewateren die zijn aangewezen voor de Europese Kaderrichtlijn Water, wordt deze norm niet overschreden. Desondanks veroorzaken nitraat, andere stikstofverbindingen en fosfaat ongewenste milieueffecten in het merendeel van de oppervlaktewateren. De norm voor nitraat, die is ingevoerd om het drinkwater te beschermen, blijkt niet voldoende om deze effecten te voorkomen. De stikstof- en de fosforconcentraties in de zomer, die grote invloed hebben op de flora en fauna in het oppervlaktewater (ecologische waterkwaliteit), zijn sinds begin jaren negentig gedaald. Het RIVM heeft de inventarisatie uitgevoerd met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS/WVL), LEI Wageningen Universiteit en Research Centrum (WUR) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De rapportage hiervan is een vierjaarlijkse Europese verplichting.Nitrogen and phosphate are essential substances in manure used at farms to improve production. Nevertheless, too much nitrogen or phosphate is harmful. The difference between supply and removal of nitrogen at farms in the Netherlands - the so-called nitrogen surplus - has halved between 1992 and 2014. The phosphate surplus has almost ceased to exist. The nitrate concentration in on-farm groundwater and surface water has diminished, and the quality of the surface waters in the Netherlands has improved. However, compared with the previous monitoring period (2008-2011), the improvement of the water quality is small. According to expectations, nutrient concentrations will further decrease, but the desired quality of groundwater will not be achieved everywhere. In addition, the quality of surface waters will often remain insufficient. Water quality 2012-2014 The improvements in water quality are a result of the measures implemented in the Netherlands pursuant to the European Nitrates Directive. One example is the requirement to apply less manure. In the 2012-2014 period, at most farms the nitrate concentrations in on-farm waters in the Clay and Peat Region were lower than the standard (50 mg/L). In the Sand Region, this was the case for about half of the farms, and in the Loess Region for less than half of the farms. The nitrate concentrations in regional surface waters which are mainly supplied from agricultural areas are almost always lower than the standard. In surface waters designated for the Water Framework Directive (WFD), this standard is not exceeded. Nevertheless, nitrate, other nitrogen substances and phosphate have a negative impact in the majority of surface waters. It turns out that the nitrate standard that is implemented to protect drinking water resources is not sufficient to avert this impact. The nitrogen and phosphorus concentrations in summer, which have a large impact on flora and fauna in surface waters (ecological water quality), have decreased since the beginning of the 1990s.Ministerie van I&MMinisterie Economische Zaken E
