80 research outputs found
Muscle carnosine in experimental autoimmune encephalomyelitis and multiple sclerosis
BACKGROUND: Muscle carnosine is related to contractile function (Ca++ handling) and buffering of exercise-induced acidosis. As these muscular functions are altered in Multiple Sclerosis (MS) it is relevant to understand muscle carnosine levels in MS.
METHODS: Tibialis anterior muscle carnosine was measured in an animal MS model (EAE, experimental autoimmune encephalomyelitis, n = 40) and controls (CON, n = 40) before and after exercise training (EAEEX, CONEX, 10d, 1 h/d, 24 m/min treadmill running) or sedentary conditions (EAESED, CONSED). Human m. vastus lateralis carnosine of healthy controls (HC, n = 22) and MS patients (n = 24) was measured.
RESULTS: EAE muscle carnosine levels were decreased (p < .0001) by ~ 40% to ~ 64% at 10d and 17d following EAE induction (respectively) regardless of exercise (p = .823). Similarly, human MS muscle carnosine levels were decreased (- 25%, p = .03).
CONCLUSION: Muscle carnosine concentrations in an animal MS model and MS patients are substantially reduced. In EAE exercise therapy does not restore this
Bewegungstraining bei Patienten mit chronischen Atemwegserkrankungen: Werden kardiovaskuläre Komorbiditäten und Outcomes berücksichtigt? Eine systematische Übersichtsarbeit
Sem resumo disponível.publishe
Acute Responses of Cytokines and Adipokines to Aerobic Exercise in Relapsing vs. Remitting Women with Multiple Sclerosis
Objective: To examine the acute effect of exercise on cytokines and adipokines during relapse and the remitting
phase of multiple sclerosis (MS).
Methods: Thirty women with MS in the relapsing or remitting phase were matched with fifteen healthy controls.
Participants performed a single-bout of aerobic exercise at 60-70% maximal heart rate. Furthermore, five women in
the relapsing phase were enrolled (control relapse) and did not receive any intervention. Blood samples were taken
before, immediately after, 1-hour and 6-hours after the exercise.
Results: Levels of IL-10 and TNF-α in response to exercise were similar in healthy and MS remitting subjects.
Compared to baseline, TNF-α levels in relapsing subjects were significantly decreased immediately after exercise.
Immediately following exercise, leptin levels significantly decreased in relapsing subjects. Adiponectin and IL-6
showed no significant difference between groups.
Conclusion: After relapse, exercise does not induce inflammatory cytokine response and temporarily improves both
cytokine and adipokine balance
Adherence and drop-out in randomized controlled trials of exercise interventions in people with multiple sclerosis: A systematic review and meta-analyses
Rehabilitation in Multiple Sclerosis: challenging high intense exercise therapy
Dit doctoraatsproject omvat twee grote onderzoeksdoelstellingen (A & B).
Ten eerste richtte dit project zich op het onderzoeken van de impact van
hoog-intense interval training (HIIT) als therapeutische
bewegingsinterventie op gezondheidsgerelateerde comorbiditeiten (bvb.
cardiovasculaire risico’s) die veelal het gevolg zijn van MS gerelateerde
inactiviteit (A). Ten tweede trachtten we in dit project om HIIT als
revalidatiestrategie in MS verder te optimaliseren (B). Om dit te
verwezenlijken hebben we getracht de algemene HIIT prestatie en
functionele uitkomst na HIIT te verbeteren (B1). Verder hebben we
strategieën onderzocht om de haalbaarheid en therapietrouw van HIIT in
de revalidatie van personen met MS te optimaliseren (B2).
Om de impact van HIIT op enkele belangrijke gezondheidsgerelateerde MS
comorbiditeiten zoals cardiovasculaire aandoeningen, die vaak veroorzaakt
worden door inactiviteitsgerelateerde secundaire symptomen, is het eerst
nodig om te weten welke cardiovasculaire risicofactoren verstoord zijn in
personen met MS. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat personen met
MS inderdaad een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen
hebben vergeleken met gezonde controles. Echter is het niet duidelijk of dit
verhoogde risico te wijten is aan veranderingen in lichaamssamenstelling,
bloeddruk, bloed lipidenprofiel of controle van de suikerregulatie. Daarom
hebben we in Studie 1 (doelstelling A) onderzocht welke cardiovasculaire
risicofactoren voornamelijk bijdragen aan het verhoogde risico op
cardiovasculaire aandoeningen in MS, en hebben we de relatie tussen al
deze factoren bekeken.
In andere populaties is het positieve effect van hoog intense oefentherapie
op gezondheidsgerelateerde parameters, inclusief cardiovasculaire
risicofactoren, reeds bewezen. Op basis van de resultaten uit Studie 1, en
omdat dit nooit eerder onderzocht werd in MS, hebben we in Studie 2
onderzocht of een hoog intens oefenprogramma het potentieel heeft om
een aantal belangrijke en verstoorde cardiovasculaire risicofactoren in MS
patiënten te verbeteren. Onlangs werd aangetoond dat MS patiënten verhoogde concentraties
lactaat in het bloed hebben t.o.v. gezonde controles. Of deze
bloedlactaatconcentraties ook verhoogd zijn tijdens inspanning bij MS
patiënten is echter niet geweten. Dit is zeer relevante informatie, aangezien
verstoorde inspanningsgerelateerde bloedlactaatconcentraties tijdens HIIT
kunnen leiden tot grotere subjectieve vermoeidheid en mogelijks snellere
opgave van de fysieke activiteit. Indien zo, kan dit leiden tot een
ontoereikende hoog intense prikkel en dus een verzwakte en verlaagde
klinische uitkomst. Om deze redenen hebben we in Studie 3 onderzocht of
opstapeling van lactaat in het bloed, tijdens sub- en maximale inspanning,
verschillend is in MS patiënten t.o.v. gezonde controles.
De tweede doelstelling (B) van dit doctoraatsproject omvatte het
optimaliseren van de algemene HIIT prestatie/revalidatie in MS
(doelstelling B1). Hiermee willen we inspanningscapaciteit, spierkracht,
functionaliteit en levenskwaliteit in deze populatie verder verbeteren.
Bovendien, en dankzij de veelbelovende resultaten van HIIT in MS, is het
nodig om de bestaande HIIT protocollen te optimaliseren en zodoende de
haalbaarheid en therapietrouw op lange termijn te verbeteren
(doelstelling B2). Dit is noodzakelijk om de integratie van HIIT in de
bestaande revalidatiestrategieën te vergemakkelijken.
In de sportwereld is β-alanine (doelstelling B1) een zeer populair
prestatiebevorderend supplement, aangezien dit de spiercarnosine
concentratie verhoogt en hierdoor een verbetering geeft van de
sportprestatie, voornamelijk tijdens hoog intens intermittente
inspanningen. De onderliggende mechanismen die hier aan de grondslag
liggen zijn een verbeterde Ca2+ regulatie en buffering van
inspanningsgerelateerd bloedlactaat. Het verhogen van spiercarnosine,
door β-alanine supplementatie, leidt dus tot een verbetering van de HIIT
prestatie. Echter, vooraleer we de impact van β-alanine supplementatie en
verhoogde spiercarnosine op de HIIT prestatie bij MS kunnen onderzoeken, is het nodig om de impact van MS op deze concentraties van spiercarnosine
te begrijpen. In Studie 4 (doelstelling B1) hebben we daarom onderzocht
of carnosine concentraties in de spieren van een proefdiermodel voor MS
(EAE, Experimentele Auto-immune Encephalomyelitis) en MS patiënten,
verschilt van gezonde controles. Omdat zowel EAE als MS de spiercarnosine
concentraties lijken te beïnvloeden, hebben we eerst het effect van
carnosine/ β-alanine supplementatie in dieren onderzocht (Studie 5,
doelstelling B1).
In de topsportwereld worden trainingsprogramma’s vaak geperiodiseerd in
opeenvolgende fases en cycli. Dit om specifieke trainingsdoelen en optimale
prestaties op lange termijn te bereiken en ook overbelasting en het
ontstaan van blessures te minimaliseren. In de huidige MS revalidatie wordt
echter nog steeds gebruik gemaakt van monotone, uniforme belasting en
progressief lineaire revalidatie/trainingsprogramma’s die vaak leiden tot
verminderde motivatie, mentale vermoeidheid, slechte therapietrouw,
overbelastingsletsels en suboptimale trainingsstimuli. Bovendien en
ondanks substantiële klinische verbeteringen na HIIT in MS, lijkt de
effectieve implementatie van dergelijke hoog intense trainingsinterventies
in de huidige revalidatie moeilijk. Revalidatieprogramma’s die enkel bestaan
uit HIIT zijn fysiek zeer veeleisend en dit lijkt de therapietrouw op lange
termijn negatief te beïnvloeden. Inderdaad, verminderde klinische
uitkomsten, resulterend uit verminderde therapietrouw na hoog intense
inspanningen werden reeds gerapporteerd bij sedentaire volwassenen.
Daarom hebben we in Studie 6 (doelstelling B2) onderzocht of een
geperiodiseerd trainingsprogramma, inclusief veeleisende HIIT sessies, de
therapietrouw en haalbaarheid van HIIT in MS kan verbeteren. Doelstelling A
Tijdens dit doctoraatsproject hebben we kunnen aantonen dat verschillende
cardiovasculaire risicofactoren aan de basis liggen van het verhoogde risico
op de ontwikkeling van cardiovasculaire aandoeningen in MS patiënten, met
een toegenomen vetmassa als primaire risicofactor. Echter, in vergelijking
met andere populaties konden we deze verstoorde risicofactoren niet
remediëren m.b.v. een hoog intens oefenprogramma. We veronderstelden
dat een toegenomen bloedlactaatproductie tijdens inspanning in MS deze
patiënten belemmerde om te kunnen trainen aan een voldoende hoge
intensiteit, hetgeen zou leiden tot onvoldoende responsen op
cardiovasculaire risicofactoren na deze inspanning. Echter, aangezien de
opstapeling van bloedlactaat tijdens inspanning niet verschillend bleek te
zijn tussen MS patiënten en gezonde controles, konden we deze hypothese
niet bevestigen. Hieruit kunnen we dus concluderen dat, naast HIIT, andere
strategieën onderzocht moeten worden om de verstoorde cardiovasculaire
risicofactoren in MS te kunnen verbeteren. Doelstelling B
Naast de impact op gezondheidsgerelateerde parameters hebben we ook
getracht om HIIT als revalidatiestrategie te optimaliseren in MS. Dit
probeerden we te bereiken door het verbeteren van de algemene HIIT
prestatie, alsook de haalbaarheid en therapietrouw op lange termijn te
optimaliseren. Om dit te bekomen onderzochten we twee strategieën,
dewelke veelvuldig in de sportwereld worden toegepast om HIIT prestaties
te verbeteren, namelijk ergogene supplementatie en training periodisatie.
Ten eerste hebben we aangetoond dat zowel dieren als personen met MS
substantieel verlaagde carnosinegehaltes in de spier hebben. Dit kan ervoor
zorgen dat de HIIT prestatie verslechtert in deze populatie. Echter, d.m.v.
β-alanine supplementatie konden we de carnosine concentratie in de spier
terug verhogen/herstellen. Verder toonde deze supplementatie
veelbelovende resultaten op het klinisch ziekteverloop bij de dieren. Om deze redenen lijkt het erop dat verhoging van de carnosine concentraties in
MS een interessante strategie is om verder te onderzoeken. Tenslotte bleek
training periodisatie een efficiënte strategie om klinische parameters zoals
inspanningscapaciteit te verbeteren, alsook de haalbaarheid en
therapietrouw van een HIIT interventie te verbeteren. Deze strategieën
dienen nu verder onderzocht te worden in grotere, gecontroleerde studies
Rehabilitation in Multiple Sclerosis: challenging high intense exercise therapy
Dit doctoraatsproject omvat twee grote onderzoeksdoelstellingen (A & B).
Ten eerste richtte dit project zich op het onderzoeken van de impact van
hoog-intense interval training (HIIT) als therapeutische
bewegingsinterventie op gezondheidsgerelateerde comorbiditeiten (bvb.
cardiovasculaire risico’s) die veelal het gevolg zijn van MS gerelateerde
inactiviteit (A). Ten tweede trachtten we in dit project om HIIT als
revalidatiestrategie in MS verder te optimaliseren (B). Om dit te
verwezenlijken hebben we getracht de algemene HIIT prestatie en
functionele uitkomst na HIIT te verbeteren (B1). Verder hebben we
strategieën onderzocht om de haalbaarheid en therapietrouw van HIIT in
de revalidatie van personen met MS te optimaliseren (B2).
Om de impact van HIIT op enkele belangrijke gezondheidsgerelateerde MS
comorbiditeiten zoals cardiovasculaire aandoeningen, die vaak veroorzaakt
worden door inactiviteitsgerelateerde secundaire symptomen, is het eerst
nodig om te weten welke cardiovasculaire risicofactoren verstoord zijn in
personen met MS. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat personen met
MS inderdaad een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen
hebben vergeleken met gezonde controles. Echter is het niet duidelijk of dit
verhoogde risico te wijten is aan veranderingen in lichaamssamenstelling,
bloeddruk, bloed lipidenprofiel of controle van de suikerregulatie. Daarom
hebben we in Studie 1 (doelstelling A) onderzocht welke cardiovasculaire
risicofactoren voornamelijk bijdragen aan het verhoogde risico op
cardiovasculaire aandoeningen in MS, en hebben we de relatie tussen al
deze factoren bekeken.
In andere populaties is het positieve effect van hoog intense oefentherapie
op gezondheidsgerelateerde parameters, inclusief cardiovasculaire
risicofactoren, reeds bewezen. Op basis van de resultaten uit Studie 1, en
omdat dit nooit eerder onderzocht werd in MS, hebben we in Studie 2
onderzocht of een hoog intens oefenprogramma het potentieel heeft om
een aantal belangrijke en verstoorde cardiovasculaire risicofactoren in MS
patiënten te verbeteren. Onlangs werd aangetoond dat MS patiënten verhoogde concentraties
lactaat in het bloed hebben t.o.v. gezonde controles. Of deze
bloedlactaatconcentraties ook verhoogd zijn tijdens inspanning bij MS
patiënten is echter niet geweten. Dit is zeer relevante informatie, aangezien
verstoorde inspanningsgerelateerde bloedlactaatconcentraties tijdens HIIT
kunnen leiden tot grotere subjectieve vermoeidheid en mogelijks snellere
opgave van de fysieke activiteit. Indien zo, kan dit leiden tot een
ontoereikende hoog intense prikkel en dus een verzwakte en verlaagde
klinische uitkomst. Om deze redenen hebben we in Studie 3 onderzocht of
opstapeling van lactaat in het bloed, tijdens sub- en maximale inspanning,
verschillend is in MS patiënten t.o.v. gezonde controles.
De tweede doelstelling (B) van dit doctoraatsproject omvatte het
optimaliseren van de algemene HIIT prestatie/revalidatie in MS
(doelstelling B1). Hiermee willen we inspanningscapaciteit, spierkracht,
functionaliteit en levenskwaliteit in deze populatie verder verbeteren.
Bovendien, en dankzij de veelbelovende resultaten van HIIT in MS, is het
nodig om de bestaande HIIT protocollen te optimaliseren en zodoende de
haalbaarheid en therapietrouw op lange termijn te verbeteren
(doelstelling B2). Dit is noodzakelijk om de integratie van HIIT in de
bestaande revalidatiestrategieën te vergemakkelijken.
In de sportwereld is β-alanine (doelstelling B1) een zeer populair
prestatiebevorderend supplement, aangezien dit de spiercarnosine
concentratie verhoogt en hierdoor een verbetering geeft van de
sportprestatie, voornamelijk tijdens hoog intens intermittente
inspanningen. De onderliggende mechanismen die hier aan de grondslag
liggen zijn een verbeterde Ca2+ regulatie en buffering van
inspanningsgerelateerd bloedlactaat. Het verhogen van spiercarnosine,
door β-alanine supplementatie, leidt dus tot een verbetering van de HIIT
prestatie. Echter, vooraleer we de impact van β-alanine supplementatie en
verhoogde spiercarnosine op de HIIT prestatie bij MS kunnen onderzoeken, is het nodig om de impact van MS op deze concentraties van spiercarnosine
te begrijpen. In Studie 4 (doelstelling B1) hebben we daarom onderzocht
of carnosine concentraties in de spieren van een proefdiermodel voor MS
(EAE, Experimentele Auto-immune Encephalomyelitis) en MS patiënten,
verschilt van gezonde controles. Omdat zowel EAE als MS de spiercarnosine
concentraties lijken te beïnvloeden, hebben we eerst het effect van
carnosine/ β-alanine supplementatie in dieren onderzocht (Studie 5,
doelstelling B1).
In de topsportwereld worden trainingsprogramma’s vaak geperiodiseerd in
opeenvolgende fases en cycli. Dit om specifieke trainingsdoelen en optimale
prestaties op lange termijn te bereiken en ook overbelasting en het
ontstaan van blessures te minimaliseren. In de huidige MS revalidatie wordt
echter nog steeds gebruik gemaakt van monotone, uniforme belasting en
progressief lineaire revalidatie/trainingsprogramma’s die vaak leiden tot
verminderde motivatie, mentale vermoeidheid, slechte therapietrouw,
overbelastingsletsels en suboptimale trainingsstimuli. Bovendien en
ondanks substantiële klinische verbeteringen na HIIT in MS, lijkt de
effectieve implementatie van dergelijke hoog intense trainingsinterventies
in de huidige revalidatie moeilijk. Revalidatieprogramma’s die enkel bestaan
uit HIIT zijn fysiek zeer veeleisend en dit lijkt de therapietrouw op lange
termijn negatief te beïnvloeden. Inderdaad, verminderde klinische
uitkomsten, resulterend uit verminderde therapietrouw na hoog intense
inspanningen werden reeds gerapporteerd bij sedentaire volwassenen.
Daarom hebben we in Studie 6 (doelstelling B2) onderzocht of een
geperiodiseerd trainingsprogramma, inclusief veeleisende HIIT sessies, de
therapietrouw en haalbaarheid van HIIT in MS kan verbeteren. Doelstelling A
Tijdens dit doctoraatsproject hebben we kunnen aantonen dat verschillende
cardiovasculaire risicofactoren aan de basis liggen van het verhoogde risico
op de ontwikkeling van cardiovasculaire aandoeningen in MS patiënten, met
een toegenomen vetmassa als primaire risicofactor. Echter, in vergelijking
met andere populaties konden we deze verstoorde risicofactoren niet
remediëren m.b.v. een hoog intens oefenprogramma. We veronderstelden
dat een toegenomen bloedlactaatproductie tijdens inspanning in MS deze
patiënten belemmerde om te kunnen trainen aan een voldoende hoge
intensiteit, hetgeen zou leiden tot onvoldoende responsen op
cardiovasculaire risicofactoren na deze inspanning. Echter, aangezien de
opstapeling van bloedlactaat tijdens inspanning niet verschillend bleek te
zijn tussen MS patiënten en gezonde controles, konden we deze hypothese
niet bevestigen. Hieruit kunnen we dus concluderen dat, naast HIIT, andere
strategieën onderzocht moeten worden om de verstoorde cardiovasculaire
risicofactoren in MS te kunnen verbeteren. Doelstelling B
Naast de impact op gezondheidsgerelateerde parameters hebben we ook
getracht om HIIT als revalidatiestrategie te optimaliseren in MS. Dit
probeerden we te bereiken door het verbeteren van de algemene HIIT
prestatie, alsook de haalbaarheid en therapietrouw op lange termijn te
optimaliseren. Om dit te bekomen onderzochten we twee strategieën,
dewelke veelvuldig in de sportwereld worden toegepast om HIIT prestaties
te verbeteren, namelijk ergogene supplementatie en training periodisatie.
Ten eerste hebben we aangetoond dat zowel dieren als personen met MS
substantieel verlaagde carnosinegehaltes in de spier hebben. Dit kan ervoor
zorgen dat de HIIT prestatie verslechtert in deze populatie. Echter, d.m.v.
β-alanine supplementatie konden we de carnosine concentratie in de spier
terug verhogen/herstellen. Verder toonde deze supplementatie
veelbelovende resultaten op het klinisch ziekteverloop bij de dieren. Om deze redenen lijkt het erop dat verhoging van de carnosine concentraties in
MS een interessante strategie is om verder te onderzoeken. Tenslotte bleek
training periodisatie een efficiënte strategie om klinische parameters zoals
inspanningscapaciteit te verbeteren, alsook de haalbaarheid en
therapietrouw van een HIIT interventie te verbeteren. Deze strategieën
dienen nu verder onderzocht te worden in grotere, gecontroleerde studies
Chronotropic Incompetence During Exercise in Type 2 Diabetes: Aetiology, Assessment Methodology, Prognostic Impact and Therapy
During incremental exercise tests, chronotropic incompetence (CI), which is the inability of the heart rate (HR) to rise in proportion to an increase in metabolic demand, is often observed in patients with type 2 diabetes mellitus (T2DM). Despite the fact that CI is associated with exercise intolerance and elevated risks of development of cardiovascular disease and premature death, this clinical anomaly is often ignored or overlooked by clinicians and physiologists. CI is, however, a significant
clinical abnormality that deserves further attention, examination
and treatment. The aetiology of CI in T2DM remains poorly understood and is complex. Certain T2DMrelated co-morbidities or physiological anomalies may contribute to development of CI, such as altered blood catecholamine and/or potassium levels during exercise, structural myocardial abnormalities, ventricular and/or arterial stiffness, impaired baroreflex sensitivity and cardiovascular autonomic neuropathy. Clinicians should thus be
aware of the potential presence of yet undetected anomalies
or diseases in T2DM patients who experience CI during exercise testing. However, an effective treatment for CI in T2DM is yet to be developed. Exercise training programmes seem to be the only potentially effective and feasible interventions for partial restoration of the chronotropic response in T2DM, but it remains poorly understood how these interventions lead to restoration of
the chronotropic response. Studies are thus warranted to
elucidate the aetiology of CI and develop an effective treatment for CI in T2DM. In particular, the impact of (different) exercise interventions on CI in T2DM deserves greater attention in future studies
The impact of 24 weeks combined exercise on BDNF expression in relapsing-remitting multiple sclerosis patients
Exercise-induced lactate responses in Multiple Sclerosis: A retrospective analysis
BACKGROUND: Persons with Multiple Sclerosis have elevated resting serum lactate concentrations compared to healthy controls (HC). OBJECTIVE: To evaluate lactate concentrations during acute exercise and/or following training in MS compared to HC. METHODS: In this retrospective study, blood lactate concentrations (mmol/l) originating from two previous studies were analyzed. Lactate concentrations originated from acute submaximal (MSsubmax; HC, n = 11; MS, n = 32) or maximal (MSmax; HC, n = 20; MS, n = 24) exercise tests and following a 24-week mild to moderate intensity (MSsubmax, n = 12) or 12-week high intensity interval (MSmax, n = 13) exercise intervention. RESULTS: Under submaximal conditions in MS and compared to HC, lactaterest (MS: 2.7 +/- 0.6 vs HC: 2.3 +/- 0.7 was significantly (p 0.05) elevated in MS. Twelve weeks of high intensity interval training did not improve this (p > 0.05). CONCLUSIONS: Under the conditions of this retrospective analysis we conclude that lactate concentrations during acute submaximal and maximal exercise in persons with MS are similar compared to healthy controls. Moderate intensity exercise therapy appeared to improve lactate accumulation but high intensity exercise therapy did not
- …
