6,527 research outputs found
Limits of European Citizenship: European Integration and Domestic Immigration Policies
This paper studies the distribution and legitimisation of civil, political and social entitlements to non-citizens resident within the territory of EU member states. Is national citizenship indeed no longer imperative to membership in the national political community? Apart from trying to assess the meaning of European citizenship, it is also a test-case for the effect of 'Europe' on the domestic incorporation of migrants. By analysing parliamentary debates from the 1990s on the status of Union citizens and third country nationals in the Netherlands, the paper demonstrates the accidental and arbitrary nature of European citizenship.European citizenship; European elections; European identity; Europeanization; free movement; immigration policy; implementation; minorities; Netherlands; reverse discrimination
Dynamic System Adaptation by Constraint Orchestration
For Paradigm models, evolution is just-in-time specified coordination
conducted by a special reusable component McPal. Evolution can be treated
consistently and on-the-fly through Paradigm's constraint orchestration, also
for originally unforeseen evolution. UML-like diagrams visually supplement such
migration, as is illustrated for the case of a critical section solution
evolving into a pipeline architecture.Comment: 19 page
The Kinematics of Kepler's Supernova Remnant as revealed by Chandra
I determine the expansion of the supernova remnant of SN1604 (Kepler's
supernova) based on archival Chandra ACIS-S observations made in 2000 and 2006.
The measurements were done in several distinct energy bands, and were made for
the remnant as a whole, and for six individual sectors. The average expansion
parameter indicates that the remnant expands as , but there
are significant differences in different parts of the remnant: the bright
northwestern part expands as , whereas the rest of the
remnant's expansion shows an expansion . The latter is
consistent with an explosion in which the outer part of the ejecta has a
negative power law slope for density () of , or with
an exponential density profile(). The expansion
parameter in the southern region, in conjunction with the shock radius,
indicate a rather low value (<5E50 erg) for the explosion energy of SN1604 for
a distance of 4 kpc. An higher explosion energy is consistent with the results,
if the distance is larger.
The filament in the eastern part of the remnant, which is dominated by X-ray
synchrotron radiation seems to mark a region with a fast shock speed , corresponding to a shock velocity of v= 4200 km/s, for a distance to
SN1604 of 4 kpc. This is consistent with the idea that X-ray synchrotron
emission requires shock velocities in excess of ~2000 km/s.
The X-ray based expansion measurements reported are consistent with results
based on optical and radio measurements, but disagree with previous X-ray
measurements based on ROSAT and Einstein observations.Comment: Accepted for publication in ApJ. This new version is the accepted
version, which differs mainly in the discussion sectio
Bisimulation of Labelled State-to-Function Transition Systems Coalgebraically
Labeled state-to-function transition systems, FuTS for short, are
characterized by transitions which relate states to functions of states over
general semirings, equipped with a rich set of higher-order operators. As such,
FuTS constitute a convenient modeling instrument to deal with process languages
and their quantitative extensions in particular. In this paper, the notion of
bisimulation induced by a FuTS is addressed from a coalgebraic point of view. A
correspondence result is established stating that FuTS-bisimilarity coincides
with behavioural equivalence of the associated functor. As generic examples,
the equivalences underlying substantial fragments of major examples of
quantitative process algebras are related to the bisimilarity of specific FuTS.
The examples range from a stochastic process language, PEPA, to a language for
Interactive Markov Chains, IML, a (discrete) timed process language, TPC, and a
language for Markov Automata, MAL. The equivalences underlying these languages
are related to the bisimilarity of their specific FuTS. By the correspondence
result coalgebraic justification of the equivalences of these calculi is
obtained. The specific selection of languages, besides covering a large variety
of process interaction models and modelling choices involving quantities,
allows us to show different classes of FuTS, namely so-called simple FuTS,
combined FuTS, nested FuTS, and general FuTS
Simulation and theory of fluid demixing and interfacial tension of mixtures of colloids and non-ideal polymers
An extension of the Asakura-Oosawa-Vrij model of hard sphere colloids and
non-adsorbing polymers, that takes polymer non-ideality into account through a
repulsive stepfunction pair potential between polymers, is studied with grand
canonical Monte Carlo simulations and density functional theory. Simulation
results validate previous theoretical findings for the shift of the bulk fluid
demixing binodal upon increasing strength of polymer-polymer repulsion,
promoting the tendency to mix. For increasing strength of the polymer-polymer
repulsion, simulation and theory consistently predict the interfacial tension
of the free colloidal liquid-gas interface to decrease significantly for fixed
colloid density difference in the coexisting phases, and to increase for fixed
polymer reservoir packing fraction.Comment: 10 pages, 4 figure
Spruitbeschadiging bij hyacinten door de schimmel Fusarium culmorum : voortgezet diagnostisch onderzoek 2011
Bij de broeierij van hyacinten kunnen spruiten en bloemtrossen worden aangetast door verschillende ziekteverwekkers. In het afgelopen broeiseizoen van 2010/2011 zijn in de zogenaamde “Pearl-soorten” bij Diagnostiekservice van PPO diverse monsters onderzocht waarbij sprake was van bruine, beschadigde bladtoppen en rotte bloemnagels waardoor de hyacinten geen goede handelswaarde meer hadden. De symptomen deden daarbij wel wat denken aan een aantasting door de schimmel Embellisia hyacinthii. Uit diagnostisch onderzoek bleek echter dat deze schimmel niet was te vinden maar wel steeds de schimmel Fusarium culmorum. Deze schimmel is tot nu toe alleen bekend als veroorzaker van een ziekte in granen en een wortelbederf bij tulpen. Omdat deze schimmel in verschillende monsters van hyacint is aangetroffen en voor veel economische schade heeft gezorgd is het belangrijk om te weten of werkelijk sprake is van een nieuwe ziekte in de broeierij van hyacinten of dat er sprake is geweest van een gelegenheidsziekte. Daarom is in het kader van het voortgezet diagnostisch onderzoek een infectieproef uitgevoerd om na te gaan of de schimmel Fusarium culmorum in staat is tijdens de broei van hyacinten een aantasting van bladpunten en bloemnagels te veroorzaken
De werking van Contans tegen sclerotievormende schimmels
Bij de teelt van verschillende bol- en knolgewassen kunnen ziekten door sclerotievormende schimmels zoals Sclerotinia bulborum, Sclerotinia tuberosa en Sclerotium rolfsii voor veel uitval zorgen. Tot nu toe konden de genoemde schimmels redelijk tot goed worden onderdrukt met middelen als procymidon (Sumisclex) en tolclofos-methyl (Rizolex). Echter deze fungiciden zijn niet meer toepasbaar of worden in de toekomst waarschijnlijk niet meer toepasbaar. Daarom is het noodzakelijk dat naar andere vormen van bestrijding wordt gezocht. Op dit moment zijn er goede ervaringen met de bestrijding en onderdrukking van sclerotievormende schimmels bij de teelt van groenten met het middel Contans. Dit middel werkt op basis van de schimmel Coniohyrium minitans die als een antagonist optreedt tegen bijv. de schimmel Sclerotinia. De vraag was of dit middel ook is toe te passen bij de beheersing van schimmelziekten door sclerotievormende schimmels in bolgewassen
Alternaria bladvlekkenziekte in bolgewassen
Bij de teelt van tulp, Dahlia en lelie komen de laatste jaren steeds vaker (in seizoen 2008 zelfs frequent) problemen voor van een plotseling optredende bladvlekkenziekte die er anders uitziet dan het bekende “vuur” veroorzaakt door de schimmel Botryis. Tot nu toe zijn daarbij steeds een keur aan gewasbeschermingsmiddelen ingezet om de aantasting te stoppen zonder dat bekend was tegen welk pathogeen de bestrijding gericht moest zijn. Vanuit bolgewassen met afwijkende bladvlekken zijn daarom bij Diagnostiekservice van PPO regelmatig isolaties gemaakt uit tulp, Dahlia en lelie waarbij regelmatig de schimmel Alternaia werd gevonden. Na determinatie bleek het steeds om de schimmel Alternaria alternata te gaan die ook bij het gewas Zantedeschia kan zorgen voor een bladvlekkenziekte te velde. Toch is vanuit praktijkervaring en onderzoek niet bekend of de schimmel Alternaia ook werkelijk primair in staat is om blad van tulp, Dahlia en lelie aan te tasten. Daarom is in het kader van het Voortgezet Diagnostisch Onderzoek geprobeerd om middels infectieproeven aan te tonen of de schimmel Alternaria alternaa ook werkelijk pathogeen is voor tulp, Dahlia en lelie en in staat is om bladvlekken in deze gewassen te veroorzaken
Erwinia chrysanthemi in Amaryllidaceae : voortgezet diagnostisch onderzoek 2007
De laatste jaren zien we bij veel bloembollen uit de familie van de Liliaceae, Iridaceae, Cannaceae en Compositae (hyacint, Muscari, Zantedeschia, Dahlia) problemen met een ernstige bacterieziekte die wordt veroorzaakt door Erwinia chrysanthemi. Metname bij hyacinten is deze ziekte problematisch geworden. In 2007 werd echter voor de eerste keer ook in narcisbollen cv. Minnow een aantasting door bacterierot vastgesteld die bij nader onderzoek bleek te zijn veroorzaakt door Erwinia chrysanhemi . t Dit leek een verontrustende vaststelling omdat daarmee dus ook voor Amaryllidaceae de zeer besmettelijke ziekte een probleem zou kunnen worden. Om wat meer duidelijkheid te krijgen over de ernst van deze waarneming is in het kader van het Voortgezet Diagnostisch Onderzoek een infectieproef uitgevoerd met drie verschillende narciscultivars te weten Minnow, Tête-à-Tête en Ice Follies. De bollen van deze cultivars zijn vlak voor het planten besmet met Erwinia chrysanthemi doormiddel van een boldompeling in een bacteriesuspensie, aansluitend al dan niet ontsmet volgens de geldende adviezen en vervolgens geplant op de proeftuin van PPO. Tijdens het teeltseizoen zijn geen bijzonderheden gezien of vastgesteld aan het bovengrondse gewas en alle planten van alle drie de narciscultivars hebben normaal gebloeid. Na het rooien van de bollen zijn deze gedroogd op de gebruikelijke manier en aansluitend weggelegd bij een warme temperatuur van rond de 30°C om de bacterieziekte mogelijk te stimuleren. Na een aantal maanden zijn alle narcisbollen visueel beoordeeld en gevisiteerd op aantasting door bacterierot. Bij geen enkele narcisbol werd bacterierot vastgesteld. Het blijkt dus dat deze bacterie niet gemakkelijk in staat is om onder Nederlandse teeltomstandigheden narcisbollen aan te tasten tijdens de teelt en na de oogst in de bewaring. Dit betekend ook dat het risico op het ontstaan van bacterierot in narcissen niet zo groot is. Dit neemt niet weg dat we de komende jaren zeker alert moeten blijven voor zachtrotverschijnselen in narcisachtigen. Ook is het op voorhand verstandig om de narcisbollen niet te veel te beschadigen bij de oogst en verwerking en de bollen als het kan niet te spoelen om besmetting met Erwinia zoveel mogelijk te voorkomen
Aantasting Zantedeschiawortels door Pratylenchus penetrans onderzocht
In dit artikel over het voortgezet diagnostisch onderzoek bij PPO een verslag van het onderzoek naar de gevoeligheid van Zantedeschiawortels voor een aantasting door het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans. Het is gebleken dat wortels van Zantedeschia door dit aaltje worden aangetast. Er is echter niet vastgesteld dat wortellesieaaltjes een verminderde groei en bloei geven of dat gemakkelijker Erwinia-bacterierot kan ontstaan
- …
