282 research outputs found
Monitoring vochtgehalte en wortelgroei van Zantedeschia op potgrond
Tijdens de teelt van Zantedeschia als snijbloem of potplant ontstaat vaak wortelrot gevolgd door uitval van de planten. De oorzaak van het wortelrot is niet bekend. Op rotte wortels worden schimmels en bacteriën gevonden waarvan meestal niet bekend is of deze pathogeen zijn voor Zantedeschia, maar vaak worden er ook geen ziekteverwekkers aangetroffen. Vanuit de praktijk is gemeld dat de watergift tijdens de teelt de oorzaak is van glazige en rotte wortels. In twee proeven is onderzocht wat de invloed is van verschillende vochtgehaltes in het kokos/veensubstraat op het ontstaan van glazige en rotte wortels. Bij vochtpercentages van 25 tot 30% ontstonden er nauwelijks rotte wortels bij Zantedeschia ‘Crystal Blush’. Bij vochtpercentages van 40-45% ontstonden al snel glazige en rotte wortels. Dit leidde wel tot minder goede wortelstelsels maar niet tot uitval. De potgrond is bij 60-65% vocht verzadigd. Ook bij het tijdelijk verhogen van het percentage vocht van 30 naar 45% ontstonden snel glazige en rotte wortels. Mogelijk was een voldoende hoog volumepercentage lucht in het substraat en/of voldoende lage RV in de kas tijdens de teelt er de oorzaak van dat wortels bij een hoog percentage vocht niet massaal gingen rotten. Op de glazige en rotte wortels werden soms de schimmels Trichoderma en Fusarium aangetroffen, waarvan onduidelijk is of deze ziekteverwekkers zijn in Zantedeschia. Vaak werden op de glazige wortels geen ziekteverwekkers aangetroffen. Een overmaat aan vocht of een tekort aan zuurstof lijkt daarom de primaire oorzaak van glazige en rotte wortels. De WET-sensor, een electronisch bodemvocht-meetinstrument bleek een goed en nauwkeurig hulpmiddel te zijn om te bepalen of en hoeveel water er gegeven moest worden. Voor ‘Crystal Blush’ bleek starten met een vochtpercentage van 25% in de proefomstandigheden goed te zijn om glazigheid en zweters in het blad te voorkomen. Door vanaf het moment dat de eerste bladeren open kwamen een vochtpercentage van 30% aan te houden werden problemen met glazige en rotte wortels voorkomen. Dit lijken daarom de meest veilige vochtgehaltes. In dit onderzoek was de bloemproductie bij alle watergiften gelijk. De stelling uit de praktijk dat meer water leidt tot meer bloemen werd niet bevestigd
Geelziek in bijzondere bolgewassen
De geelziekbacterie (Xanthomonas hyacinthi) is al decennia lang een groot probleem in de hyacintenteelt en veroorzaakt veel financiële schade. Ook van diverse bijzondere bolgewassen zoals bijvoorbeeld Scilla mischtschenkoana is bekend dat deze kunnen worden aangetast door de geelziekbacterie. De afgelopen jaren wordt vaker een aantasting van geelziek in bijzondere bolgewassen gevonden. Bestrijding via een heetstookbehandeling is vaak niet mogelijk. Dit heeft een aantal vragen opgeroepen: 1. hoe gemakkelijk kunnen hyacinten vanuit een besmette partij bijzondere bolgewassen worden besmet? 2. wat is de invloed van het spoelen van bollen op de besmetting en instandhouding van geelziek in bijzondere bolgewassen? 3. verdraagt Hyacinthoides hispanica een verkorte heetstookbehandeling? Deze drie onderwerpen zijn in dit onderzoek bestudeerd
Warmwaterbehandeling tegen kroonrot in Nerine
Nerine wordt de laatste jaren steeds vaker aangetast door kroonrot. De sclerotiën van de schimmel kunnen lang in de grond achterblijven en gemakkelijk met de bollen worden verspreid. Niet alle cultivars reageren echter hetzelfde op deze behandeling. PPO Bloembollen onderzocht de invloed van de warmwaterbehandeling op twee cultivars. Nerine 'Nikita' verdraagt deze behandeling wel goed, maar 'Favourite' ondervindt wel enige schade
Chemische bestrijding van phoma telephii in Sedum
In het gewas Sedum kan de schimmel Phoma telephii veel schade aanrichten. Een eerste aantasting van Phoma telephii in Sedum is meestal aan het eind van het voorjaar te zien en begint aan de basis van de stengel. Later verschijnen ringvormige vlekken op het blad, die kunnen samenvloeien tot grote blauw-zwarte plekken. Sedum is een meerjarig gewas dat gedurende een aantal jaren op dezelfde plaats blijft staan. Wordt de schimmel niet direct goed bestreden dan groeit hij verder door de plant met als gevolg dat takken niet meer geoogst kunnen worden en planten volledig wegvallen. De schimmel kan gemakkelijk op plantenresten overleven, waardoor de infectiedruk en de aantasting jaar op jaar groter wordt. Met een aantal preventieve maatregelen, zoals een goede bedrijfshygiëne, gezond uitgangsmateriaal, vruchtwisseling en het verwijderen van gewasresten, kan een aantasting tot het minimum worden beperkt. Maar daarmee wordt een aantasting lang niet altijd voorkomen. Door vroeg in het teeltseizoen een aantal bespuitingen uit te voeren met het middel Topsin M (thiofanaat-methyl) kon de schimmel bestreden worden, maar per 14 juni 2009 is de toelating van dit middel voor zomerbloemen komen te vervallen. Met het verdwijnen van Topsin M voor de sedumteelt was dringend behoefte aan andere middelen voor de bestrijding van Phoma in Sedum. Het doel van dit project was om middelen te screenen voor de bestrijding van Phoma telephii in Sedum. Hiervoor is gestart met een in-vitro test, waarna met de beste middelen veldproeven zijn uitgevoerd. Uit de screening van acht nieuwe middelen voor de bestrijding van Phoma telephii in Sedum zijn vijf goede middelen naar voren gekomen. Drie hiervan werkten in-vitro op petrischalen zelfs zeer goed. De getoetste middelen gaven in de praktijkproef geen plantschade, ofschoon na de derde en laatste bespuiting wel bladschade te zien was. Omdat de schade in alle behandelingen te zien was, is de schade vermoedelijk veroorzaakt door het kort na elkaar uitvoeren van de standaard praktijkbespuiting op het gehele perceel en de bespuiting van de proefveldjes, wellicht in combinatie met het zonnige en droge weer in die periode. In de veldproef bij PPO is na drie bespuitingen geen gewasschade waargenomen. De vijf onderzochte middelen uit de veldproeven lijken veilig gebruikt te kunnen worden in Sedum. Van de onderzochte middelen is Switch toegelaten in zomerbloemen. Op het etiket staat het advies een proefbespuiting uit te voeren als nog geen ervaring met Switch in een bepaald gewas is opgedaan, omdat gewassen en cultivars verschillen in gevoeligheid voor Switch. Voor de vier experimentele middelen A, B, C en E, die in de uitgevoerde proeven goed tegen Phoma werkten, wordt met de fabrikanten overlegd over een toelating in Sedum
Cultuurkook in Allium en Crocus werkt positief tegen krokusknolaaltje
Allium en Crocus kunnen worden aangetast door het krokusknolaaltje. Onderzoek door PPO Bloembollen heeft geleid tot een kookadvies. Daarna kwam de vraag op of hier een cultuurkookbehandeling uit af te leiden is, die jaarlijks kan worden uitgevoerd om de partijen gezond te houden. Inmiddels is uitgezocht dat bij Allium het kookadvies ook voor cultuurkook met succes toe te passen is. Bij Crocus biedt een korte behandeling bij 47°C zonder voorweken goede mogelijkheden
Cultuurkook ook toepasbaar bij Crocus 'Grote Gele'
Krokusknolaaltje in Crocus is goed te bestrijden door kort na het rooien een warmwaterbehandeling uit te voeren. Daarnaast geeft een cultuurkook van 1 of 2 uur bij 47°C zonder voorweken ook meer dan 99% doding
Lage dosering linuron in Nerine lijkt veilig
Voor de onkruidbestrijding in de buitenteelt van Nerine is in het verleden veel gebruik gemaakt van Basagran en Simazin. Met het verdwijnen van deze middelen rees de vraag welke van de wel toegelaten middelen veilig in Nerine kunnen worden gebruikt. In onderzoek door PPO Bloembollen gaf het toepassen van linuron in een laag dosering systeem een goede onkruidbestrijding zonder schade tijdens de teelt en nateel
De invloed van Asulox en Mikado in de bollenteelt van Muscari op de beworteling in de broeierij: Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007
De laatste jaren wordt in de broeierij van Muscari regelmatig geklaagd over het niet willen bewortelen van ogenschijnlijk normale en gezonde Muscari-bollen. Daardoor ontstaan ongelijke potjes met Muscari die als onwenselijk worden beschouwd omdat ze geen goede handelswaarde hebben. Tot nu toe zijn bij Diagnostiekservice van PPO in Lisse aanwijzingen verkregen dat dit verband zou kunnen houden met het gebruik van de herbicide Asulox in de bollenteelt van Muscari. Soortgelijke schade kennen we ook van het gebruik van Asulox in de bollenteelt van iris. Ook was de vraag of het middel Mikado van invloed zou kunnen zijn op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij. Daarom zijn in het kader van het voortgezet diagnostisch onderzoek Muscariplanten te velde bespoten met Asulox of Mikado in een aantal doseringen en zijn de geoogste Muscaribollen afgebroeid op potjes met potgrond om na te gaan of daarbij een slechte beworteling kan optreden. Het is gebleken dat een bespuiting te velde met 3 en 6 liter Asulox/ha of 50 en 100 ml Mikado/ha geen nadelige gevolgen heeft op de beworteling van de Muscaribollen in de broeierij. Ook het gebruik van Asulox in combinatie met extra inspoelen tot in de wortelzone heeft geen negatieve invloed laten zien op de beworteling. Daarmee is voldoende duidelijk geworden dat de oorzaak van het slecht bewortelen in de broeierij niet gezocht moet worden in het gebruik van de herbiciden Asulox of Mikado bij de bollenteelt van Muscari. Mogelijk spelen bij het niet of slecht bewortelen van Muscaribollen in de broeierij andere factoren een rol zoals het planten in te losse potgrond of de aanwezigheid van te veel oude, verdroogde wortelresten rond de wortelkrans
Veel vocht geeft eerder wortelrot bij Zantedeschia
Tijdens de teelt van Zantedeschia als snijbloem of potplant kunnen gemakkelijk glazige of rotte wortels ontstaan met uitval en een onverkoopbaar product als gevolg. Onderzoek door PPO Bloembollen toont aan dat wat droger telen problemen met glazige en rotte wortels voorkomt. Op het aantal bloemen per knol had de verminderde watergift geen invloed
The formation and evolution of layered structures in porous media: effects of porosity and mechanical dispersion
Horizontally layered structures can develop in porous or partially molten environments, such as hydrothermal systems,
magmatic intrusions and the early Earth's mantle. The porosity f of these natural environments is typically small. Since
dissolved chemical elements unlike heat cannot diffuse through the solid rocks, heat and solute influence the interstitial fluid
density in a different manner: heat advects slower than solute through the liquid by the factor f, while diffusion of heat
through the bulk porous medium is larger by the factor f y 1 times the ratio between the thermal and chemical diffusivities.
By performing numerical experiments in which a rigid low-porosity medium is heated from below, we have studied the
formation and evolution of layers in an initially stably stratified liquid. Growth of a convective layer through convective
entrainment, the formation of a stable density interface on top of the layer and destabilization of the next layer are intimately
. . linked. By monitoring the heat solute fluxes, it is observed that the transport of heat solute across the interface changes
. from convective entrainment towards a regime in which transfer is purely diffusive dispersive . Because this transition
occurs before the stage at which the lower layer arrives at the thermal equilibrium, we conclude that the layer growth stops
when the density interface on top has grown sufficiently strong to keep the ascending plumes in the lower layer from
convectively entraining more fluid from above. A simple balance between the most important forces, exerted on a fluid
parcel in the lower layer, is proposed to determine this transition. This force balance also indicates whether a density
interface keeps intact, migrates upwards or breaks down during the further evolution of the layered sequence. Finally,
mechanical dispersion tends to increase transport of chemically dissolved elements across the density interface. Since this
reduces the density difference between the two adjacent layers, the thickness of the lower layer increases. q2000 Elsevier
Science B.V. All rights reserved
- …
